Stotteren
Stotteren is een spraakstoornis waarbij het vloeiende verloop van de spraakbeweging verstoord is. Klanken of lettergrepen worden herhaald of verlengd. Soms worden ze er met veel spanning eruit geperst. Daarnaast kunnen bij het stotteren begeleidende/secundaire symptomen voorkomen, zoals het mee bewegen van spieren in het gezicht en van lichaamsdelen, verstoring van de adem, transpireren en spanning. Naast deze zichtbare en hoorbare symptomen zijn er ook verborgen symptomen. Dit kenmerkt zich o.a. door het vermijden van situaties, bepaalde woorden of klanken omzeilen, gebrek aan zelfvertrouwen en angst om te spreken. Stotteren kan de communicatie ernstig verstoren.
Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de twee en zeven jaar. Bij de meeste kinderen gaat stotteren vanzelf over, maar bij sommigen is een behandeling door een logopedist of stottertherapeut nodig. Het is dan belangrijk om onderzoek te doen, zodat ouders goede informatie krijgen of therapie nu wel/niet zinvol is. De betreffende logopedist/stottertherapeut zal dan aan de hand van de onderzoeksresultaten beoordelen of behandeling meteen zinvol is of niet en op welke gronden.
Wat doet de logopedist?
De logopedist zal onderzoek verrichten met betrekking tot het stotteren middels uitgebreide anamnese (vragenlijsten) zoals: zijn er problemen op het gebied van de spraakmotoriek, zijn er emotionele factoren, omgevingsfactoren of combinaties daarvan? Nagegaan wordt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld en in welke fase het stotteren zich bevindt.
Bij het opstellen van het behandeldoel en plan zal er rekening mee gehouden worden in welke fase het stotteren zich ontwikkeld heeft. Bij kinderen worden de ouders/verzorgers bij de behandeling betrokken. Soms bestaat de begeleiding uit indirecte therapie, waarbij de omgeving van het kind adviezen krijgt en begeleid wordt in de communicatie met het kind. Het kind kan ook zelf direct behandeld worden, maar ook dan zal zijn/haar omgeving geïnformeerd moeten worden, hoe het kind hierin het beste begeleid kan worden.
Bij jongeren of volwassenen bij wie het stotteren zich al verder ontwikkeld heeft, doet de logopedist eerst uitgebreid onderzoek. Hierbij wordt het stotteren in kaart gebracht. Ook wordt er gekeken naar de manier waarop de persoon omgaat met het onvloeiend spreken en hoe de directe omgeving hierop reageert. Naar aanleiding van dit onderzoek zal de logopedist in samenspraak met de cliënt een behandelplan opstellen. Hierbij gaat het om de vaardigheden te veranderen of te verbeteren zodat het spreken vloeiender verloopt. Dit kan getraind/geoefend worden door bijvoorbeeld de spraakmotoriek te trainen/oefenen, maar ook door specifieke spreektechnieken aan te leren en/of aandacht te besteden aan de beleving van stotteren.